Protestbewegingen
.jpg)
© Bundesarchiv, Bild 183-20078-18340
De jaren glijden voorbij. De welvaart van de Maiers groeit. Mattias werkt en werkt, Beate houdt thuis de boel draaiende, hun zoon en dochter worden groot, Susanne studeert al. Als op een dag Mattias weer eens laat thuiskomt, ziet hij tot zijn verbazing dat het licht nog brandt. Beate is nog op. Ze ziet er bleek en moe uit. “Ik moet je wat vertellen. Susanne is gisteren gearresteerd.”
Mattias is meteen in alle staten: “Gearresteerd, hoezo? Wat heeft ze gedaan?” “Ze heeft niets gedaan Mattias, ze was op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Ze was in West-Berlijn op bezoek bij een vriend. Ze is opgepakt bij een demonstratie tegen het bezoek van de Sjah van Perzië.” “Een demonstratie? Wat heeft mijn dochter daar te zoeken? Ze is toch geen hippie?” Mattias is woest. “Waar is ze nu? Is ze thuis?” “Ja papa, ik ben hier. Wat heb je tegen hippies?” Uit de keuken klinkt de stem van Susanne. Mattias wordt nog bozer: “Wat denk je wel? Dat je zomaar de straat op kan gaan om rotzooi te trappen? Jullie hebben geen idee waar je het over hebt. Dat was in mijn tijd wel anders.”
Susanne komt de kamer binnen: “Daar wilde ik het net met je over hebben, papa. Wat deed jij eigenlijk toen je 20 was?” “Ik zat in het leger. Het was oorlog,” zegt Mattias kortaf. “Dat weet ik,” zegt Susanne. “Maar wat deed je in het leger?” Beate kapt het gesprek af: “Maken jullie nu geen ruzie. Mattias, wees blij dat je dochter ongedeerd is. Susanne ga lekker slapen. Je bent moe.” Ze wenst haar dochter een goede nacht.


